Die ochtend met mijn fris nieuw paardje richting de tweede vallei in het Noorden,Shalla.
De grensovergang was slechts een formaliteit, maar de 10 euro tax moest ik, ondanks ik er slechts enkele dagen terug reeds had betaald en die telt eigenlijk voor 3 weken, toch betalen.
Heel officieel kreeg ik een papieren van de geinde tax, dus ik wist waar de vorige 10 euro waren beland...
In Koplik, koos ik de weg richting Dedaj. Bashkims broers die hier wonen zal ik op de terugweg bezoeken. Valsplat tussen oude kastanjebomen brachten me tot Zagore. In het restaurant in opbouw -fonteinen en sculpturen uit keien overzagen de vallei- genoot ik van soep met rijst terwijl een bus scholieren uit Tirane hun laatste deel van hun maal met koffies of sigaretten afwerkten en het lokaal heerlijk met rook vulde. Buiten een gezonde buitenlucht, ik kon er weer tegenaan. Het eten was nog niet verteerd en een zielig arm paardje kwam me tijdens het begin van de klim tegemoet. Dichterbij zag ik hoe het paard een holte had in zijn rug alsof er een bende mieren hadden van gegeten. Zacht viel de regen op het laatste deel asfalt van de weg wellicht vulde het ook het arme paardje zijn rug. Mijn paardje begon nu aan de slechte weg richting Dedaj,De bergflanken onvergetelijk mooi, als muren die de boze wereld van buitenaf tegenhielden. Niet de regen. Vanaf Dedaj waar ik in een plaatselijke bar-bufe een Kosovaarse variant van Red Bull : Red Eagle kocht, om de col, die me naar de andere vallei bracht waar Theth lag,te trotseren, was het van dat: si sum si (regen, veel regen). Halfweg hield het gelukkig wat op en kon ik bijna van de hoogste toppen van Albanie proefen, zeg maar smullen alsof het een frisco was, mijn ogen en ganse lijf kregen met de berg Jerzerces van 2692 meter meer dan voldoening. Een sluipend geluid in de ijzige stilte van de bergen... slangen!
Ik had er buiten een paar platgereden exemplaren nog geen gezien hier, maar van toen af, dacht ik bij elke tak of ander slangachtig object dat het er echt 1 was. Van hier uit dook de weg tussen het loof vol stenen en putten, niet anders dan het vorige deel, de vallei in richting Theth.
De regen maakte kleine riviertjes van de weg, extra fun!!! En wanneer ik dacht aan het geluid te horen eens een auto tegen te komen want ik had er voor uren geen meer gezien, dan was het een watervalletje of rivirtje dat mijn pad kruiste, de weg begon hier, steeds verder weg van de wereld, kaukasische proporties aan te nemem. Heelhuids bereikte ik de vallei met zijn huizen, hier lag Theth, als verzonken in een diepe slaap. Een plankenobject zou je naar de andere kant van de rivier heb gebracht, waar de huizen wat hogerop lagen. In mijn beste Albanees vroeg ik een plaatsje om te overnachten aan een oud kranig vrouwtje met licht blauwe ogen als de helderste bergrivier en rood haar als in een sprookje, het decor bevestigde dit alles. Niet echt verwelkomend wenste ze me een goede nacht en klom over de brug naar Theth aan de andere kant van de rivier. Met mijn fiets was het onmogelijk daar te geraken,over keien in het water een weinig verderop ( de rivier werd hier een stuk gekanaliseerd ) ging het vrouwtje opweg naar huis. Langzaam verdween de zon achter de bergen in de nauwe vallei. Ik liet Theth noodgedwongen links liggen. Het duidelijk dat de dorpen of eerder de huizen en hun mensen hier eeuwen eerder waren gearriveerd dan de weg ernaartoe, die deed hier eigenlijk niets terzake, want de weg bracht mij dus niet tot bij de huizen. De weg was er pas in de jaren 30 van de vorige eeuw gekomem onder het bewind van de hervormingsgezinde koning Zog. Dit was een poging om deze bergdorpen uit hun isolement te halen en de bloedwraak uit te roeien. Al de kullas (dit zijn de toren waarin ze zich in tijden van wraak verschansten)werden afgebroken, gelukkig bleef die van Theth bewaard. Maar ik nu hier in het uiterste punt van de Shalla vallei, er was geen weg terug, en ik in een poging mij te verschansen voor de nacht. Dan maar verder de weg volgen, langsheen de rivier, heerlijk rustig, het stromende bergwater aan mijn voeten in een door bijna iedereen verlaten paradijs (DE RUST ZELVE)pure romantiek of niet soms. Dat ik een weinig later in klein kamertje naast de altijd ronkende turbinekamer van de elektriciteitscentrale mij te slapen zou leggen, had ik toen nog niet durven dromen. Maar er waren weing alternatieven om mij niet zomaar als voer voor de wolven te slapen te leggen in zijn bossen. De concierge verwelkomde mij. Hij had nog een bed vrij en was blij om iemand bij zich te hebben om de tijd te doden.
Een verhaal van altijd durende stroom, zoals de rivier die hem opwekt (en dat is een zekerheid!),een zeldzaam verhaal naar Albanese normen, waar de stroom meermaals daags uitvalt. Dus bij deze zal ik mijn tekst bewaren, you'll never now in Albania...